Overvallen ben ik door het (door de nieuwslezer droog voorgelezen) plotse bericht over de dood van Gerrit Komrij (68), oud Dichter des Vaderlands en hoeder van de laaglandse poëzie - of wat daar voor door moet gaan. Komrij en zijn verschijning, het moeizame praten alsof hij constant buiten adem is, de sterke concentratie op perfecte formuleringen, en de uitstraling van aardszuurpruim, hebben mij sinds mijn middelbare-schooltijd vergezeld. Op school, onder vrienden, op de buis, in de krant, op de radio en als voorzitter van de Thuring nationale poëziewedstrijd waar ikzelf ook ooit aan deelnam. Poëzie is, net als Komrij zelf, iets dat langzaam op zijn plaats valt, je moet 'goed kauwen, zodat het goed in je bloed komp' (Koot & Bie). Het duurt, kortom, even voordat het prettig gaat voelen. En is dat eenmaal het geval, dan blijft het. Een gedicht dat binnen is gekomen, vergeet je nooit meer. Komrij, met zijn afkeurende blik maar volgens ingewijden zachtaardige hart, vergeet ik ook nooit meer. De stad Leiden draagt eveneens zijn stempel. Zijn gedicht ‘De Schoolverlater’ prijkt op een muur in de Nieuwsteeg. Dat de oud Dichter des Vaderland mag rusten in vrede:
Lees verder...