Leidse ganzen (column van Jan Dobbe)

6 September 2010

Ik heb iets met dieren. Zo hoorde ik daarstraks op straat een oorverdovend gekrijs. Ik zag een kat weg draven met een in doodsnood verkerende merel dwars in zijn bek. ‘Jij bent toch van de Dierenbescherming?!’ leek de merel te gillen. ‘Nee, dat is pech, daar werk ik niet meer’, dacht ik een beetje plagerig terug. Maar zonder gekheid: de Dierenbescherming vindt dat de natuur z’n beloop moet hebben, dus liet ik dit maar gebeuren.
Een ander dier dat me opvalt, is de Leidse Gans. Schitterend, eigenzinnig dier. Houdt zich hier op in bendes van tien tot twintig dieren, en vestigt zich liefst ergens langs de singel: daar heb je water, gras, voorbijgangers die je eten toewerpen, en de beschutting van de niet onaanzienlijke huizen. Ik mag ze wel die ganzen, al was het maar door de volstrekt ongenaakbare manier waarop ze zich gedragen. Geen ontzag voor mensen, maar juist een enorm arrogante houding. Dat hoort helemaal niet, en dat is nu wat ik zo aardig vind. Ze confisqueren een plek, maken een boel herrie (ooit gebruikten de Romeinen ze als waakhonden!), schijten alles onder en steken zonder te kijken met een geweldig pedante kop over.
Bijzondere dieren dus, wier arrogantie hen echter ook noodlottig kan worden. Enkele jaren geleden was er een automobilist die de mores der ganzen niet helemaal goed begreep. Hij reed in het weekend, ’s nachts, keihard in op de ganzen. Het kostte zeker tien dieren het leven. Niet dat ze er ook maar een greintje minder arrogant van werden. Zo mogelijk steken ze nu nóg langzamer over. Hoe langer de file, des te leuker. Rare jongens, die Leidse ganzen.
Jan Dobbe

Reageren op deze column? Stuur een e-mail naar:

jan_dobbe_klein.jpg  jan_dobbe@hotmail.com


 

Leidse ganzen (column van Jan Dobbe)

Aanmelden nieuwsbrief

Wil u onze nieuwsbrief ontvangen? Meld u dan hier aan: