6 August 2012
Het lijkt een slechte tijd voor poëten te zijn, want dit jaar overleden kort na elkaar drie bekende dichters. Zo overleed in januari de performancedichter Adriaan Bontebal (ps. Aad van Rijn). Aad liet me jaren geleden zien hoe leuk, lekker en levendig het kan zijn om te dichten, maar juist ook om gedichten voor te dragen. Terecht kreeg zijn dood de nodige aandacht in de pers (de Volkskrant en NRC) en werd zijn dichterschap geprezen.
Vlak voordat ik op vakantie ging, overleed de voormalig dichter des vaderlands Gerrit Komrij. Ik schreef erover in mijn vorige column. En bij terugkeer bleek opnieuw een dichter van formaat te zijn overleden: Rutger Kopland. Hij werd 77 jaar, en leefde aldus bijna tien jaar langer dan Gerrit Komrij, en circa 17 jaar langer dan Adriaan Bontebal. Een beetje scheve verdeling van de tijd, maar enfin.
Toen ik stilstond bij het overlijden van Komrij, zocht en vond ik meteen een gedicht van hem dat in de Leidse Nieuwsteeg op een gevel prijkt: 'De Schoolverlater'. Ere wie ere toekomt, Komrij hoort thuis op een Leidse gevel. Maar dan Kopland, eigenlijk een betere dichter. Waar in onze schone stad prijkt een van zijn gedichten? Helaas, ik zocht en zocht, maar Kopland zit er niet bij. Keuze genoeg, dacht ik zo, Kopland publiceerde nogal wat. Jammer, maar het kan nog.
De stad Den Haag doet het wat dat betreft beter, want die plaatste al voor diens dood een kort gedicht van Rutger Kopland, dat prachtig past bij zijn overlijden:
Ga nu maar liggen liefste in de tuin
de lege plekken in het hoge gras, ik heb
altijd gewild dat ik dat was, een lege
plek voor iemand, om te blijven.
Wanneer komt er ook in Leiden een gevelgedicht van Rutger Kopland te prijken? Nog blinde muren zat, lijkt me.
Jan Dobbe
